Groot zijt gij Heer en hoog te prijzen
Groot is uw macht en uw wijsheid kent geen grenzen.
En loven wil u een mens, een nietig deeltje van uw schepping,
een mens die moeizaam de last van zijn sterfelijkheid meedraagt,
en in zijn zondigheid hiervan getuigt:
dat gij de hoogmoedigen weerstaat.
En toch wil u loven die mens,
een nietig deeltje van uw schepping.
Gij zelf doet hem vreugde vinden in het zingen van uw lof,
want gij hebt ons naar u toe geschapen,
en rusteloos is ons hart totdat het rust in u.
Begin van de Belijdenissen van Augustinus,
in: Veel te laat heb ik jou lief gekregen, door T.J. van Bavel osa)